TRANSCRIPT
presentatrice: Ingeborg, deze rubriek heet 'Australië tot nu toe'. We hebben het eigenlijk altijd over de Australische geschiedenis, maar vandaag wilde je even een uitstapje maken naar Nieuw-Zeeland. Waarom is dat?
historica: We hebben het hier wel eens gehad over alle Australische voorwerpen die in buitenlandse, vooral Britse, musea in collecties zitten. Veel daarvan zijn Indigenous en zijn al jaren onderwerp van gesprek: mensen willen ze graag terug, de lichaamsdelen, schilden, speren en wat al niet meer. Dit verhaal gaat over iets vergelijkbaars, maar tegelijkertijd klinkt het ook als een spannend jongensboek, vol intrige en misdaad. En daarvoor wilde ik eigenlijk in oktober 1977 beginnen. Misschien kunnen onze luisteraars zich dat nog wel herinneren: de jaren 70 zaten vol met gijzelingen, kapingen en kidnappingen. Dat hoorde toen bij de politieke en criminele drukmiddelen die tijdelijk heel populair waren. En in oktober 1977 was het een klein kind, een meisje van 5, dat het moest ontgelden. Graziella Ortiz.
presentatrice: Dat meen je niet! Wie doet dat nou?
historica: Tja, dat ging toen zo. Op dezelfde dag dat Graziella werd ontvoerd, werd ook Giorgio Garbero gekidnapt. Hij was nog jonger: vier jaar oud. Dat was de 60ste kidnapping in Italië dat jaar. Graziella werd trouwens in Zwitserland ontvoerd, in Genève. Ze zat op de achterbank van een auto te wachten om naar de crèche gebracht te worden door de chauffeur van haar vader. Toen die de deur opendeed om in te stappen werd hij van achteren met een pistool op zijn hoofd geslagen. Terwijl hij in elkaar zakte, grepen twee mannen Graziella, zetten haar in een andere auto en raceten ervandoor. Naar Frankrijk, bleek later, zo’n 20 kilometer verderop.
presentatrice: Ik hoor jou zeggen ze zat te wachten in een auto met een chauffeur. Dan dan denk ik dat ging om geld?
historica: Ja tuurlijk. Graziella was de dochter van George en Catherine Ortiz. George Ortiz was een interessante man. Als de zoon van de Boliviaanse ambassadeur in Frankrijk had hij een hele goede opleiding gehad, in Europa, maar ook aan Harvard in de Verenigde Staten. Geld speelde in de Ortiz familie geen rol, want zijn opa, de vader van zijn moeder, die trouwens ook Graziella heette, was een schatrijke Boliviaanse eigenaar van een aantal tinmijnen. George was behalve rijk ook een groot liefhebber van kunst en was in 1944 begonnen met het opbouwen van een enorme kunstverzameling, die bij zijn dood in 2013 bestond uit 280 meesterwerken uit de hele wereld. Daarom was de kleine Graziella ontvoerd: er was geld te halen. 2 miljoen Amerikaanse dollars, vroegen de kidnappers.
presentatrice: En is dat losgeld ook betaald?
historica: Jazeker. Na 11 dagen werd het geld betaald en werd het kleine meisje door haar ontvoerders langs de kant van een Franse snelweg gezet. Daar werd ze gevonden en teruggebracht naar haar ouders. Maar niemand heeft natuurlijk 2 miljoen dollar in een ouwe sok, of zelfs maar op een rekening staan. Zelfs hele rijke mensen niet. Dus dat geld had George van zijn moeder moeten lenen. En nadat Graziella veilig thuis was, moest hij dat terugbetalen. En om dat te kunnen doen, moest hij een deel van zijn kunstcollectie verkopen. Maar wat? In de weken erna liep hij rond in zijn privémuseum en selecteerde een stuk of 20 stukken, die hij naar Sotheby’s in Londen liet verschepen, het beroemde veilinghuis. Toen ze daar aankwamen, wisten de deskundigen niet wat ze zagen. Stuk voor stuk waren de kunstwerken van uitzonderlijke kwaliteit. Zo goed zelfs, dat de baas van Sotheby’s besloot om zelf op het rostrum te gaan staan. Er werd een catalogus gemaakt, een datum geprikt voor de veiling, de waarde van de stukken werd geschat en er werd zorgvuldig bij vermeld waar Ortiz zijn kunst gekocht had. En toen brak de pleuris uit.
presentatrice: Nou, ik ben heel benieuwd waarom....
historica: De veiling was zo’n groot nieuws, dat elke televisiezender in de wereld er melding van maakte. En in die items werden ook de kunstwerken getoond die onder de hamer zouden gaan. En zo zat Ron Lambert, die net benoemd was tot de directeur van het museum in Taranaki, in Nieuw-Zeeland, ’s avonds het journaal te kijken. En wat hij zag verbijsterde hem. De dagen daarna ging hij wat onderzoek doen en daarna belde hij met de Minister van Binnenlandse Zaken. De volgende dag spande die Minister, in Londen, een rechtszaak aan tegen Sotheby’s. De verkoop van een deel van de kunstwerken moest worden stopgezet, was de inzet. Want die werken waren gestolen in Nieuw-Zeeland.
presentatrice: ah kijk, ik dacht al hoe zit die link tussen de kidnapping van een Zwitsers meisje en Nieuw-Zeeland, maar dar is het dus. Om war voor kunstwerken ging het en hoe werden ze gestolen?
historica: Het ging om wat we nu kennen als de Motunui Epa. Epa zijn panelen die gebruikt werden op Maori winkels in het begin van de 19de eeuw. Deze kwamen uit de Taranaki regio en waren gemaakt zo rond 1820s, denken de experts. Dat was een roerige tijd, want tussen 1806 en 1845 woedden de Musket Wars, zo’n 3000 gevechten tussen verschillende Maori groepen, die uiteindelijk resulteerden in de dood van zo’n 30,000 mensen. Oorlog betekent eigenlijk altijd dat mensen op de vlucht gaan en lokale deskundigen in Taranaki zeggen dat de makers van de Epa hun waardevolle panelen daarom hadden begraven. Ze konden ze niet meenemen, maar ze waren te belangrijk om in vijandelijke handen te laten vallen. Daarnaast wisten ze dat de plaatselijke grond zuurstofloos was en daarom heel goed in het beschermen van het hout waarvan de Epa waren gemaakt. Dus de makers begroeven ze, op een plek die Motunui heette. En kwamen nooit meer terug.
De Epa werden vergeten, tot in 1972. Toen waren twee boeren een geul aan het graven op hun grondgebied. Halverwege stootten ze op iets hards. Eerst dachten ze natuurlijk dat het een steen was, maar toen ze het er met de graafmachine niet uit konden krijgen, gingen ze toch maar even in het gat kijken. En wat ze zagen waren enorme ogen en een tong: een van de grote houtsnedes op de Epa. De boeren woonden al hun hele leven in Motunui en kenden de geschiedenis van de streek. Ze wisten direct waar ze mee te maken hadden. Maar voor de zekerheid belden ze een locale Maori geschiedkundige en houtsnijder, Melville Manukonga. Hij kwam kijken en vertelde hen wat de Epa waren. Voorzichtig groeven ze verder en uiteindelijk kwamen er vijf panelen uit de grond.
presentatrice: En je gaat met doch niet vertellen dat die boeren de panelen zelf hebben gehouden he?
historica: Nee hoor. Ze gaven ze aan Manukonga, omdat ze vonden dat hij de beste hoeder van de Epa was. En dat was ook zo. Manukonga besloot dat hij ze ook niet kon houden, maar dat ze naar het plaatselijke museum moesten. Dus belde hij de directeur en vertelde hem wat er was gebeurd. Er werd een afspraak gemaakt, maar de directeur kwam niet opdagen. Hij had iets belangrijkers te doen: bowlen. Een tweede afspraak lukte ook niet. Vergeet niet dat het de vroege jaren 70 was: verhoudingen tussen witte museumdirecteuren en Maori houtsnijders waren nog onvoorstelbaar ongelijk. Dus hing Manukonga de Epa maar in zijn eigen huis en na een jaar belde hij een plaatselijke kunstverzamelaar om hem te vragen of hij iets kon zeggen over de waarde. En of hij kon kijken of ze echt zijn. Toen de verzamelaar langs kwam, nam hij een van de Epa even mee naar buiten, waar hij hem beter kon zien. Op dat moment kwam een jong koppel langs lopen. Ze zagen er Europees uit. De man bewonderde de Epa en vroeg of hij ze kon kopen. Manukonga antwoordde dat ze Nieuw-Zeeland niet uit mochten. Dat dat bij de wet verboden was. Geen probleem, zei de man. Zijn vriendin en hij waren bezig om een kunstcollectie op te zetten in Auckland. De Epa zouden gewoon in het land blijven. Hij bood 6000 dollar. Dat was minder dan de geschatte waarde, maar meer dan een jaarinkomen op dat moment. Na wat wikken en wegen zei Manukonga er ja op. Daarna wikkelde de man de Epa in zakken, zette ze op de achterbank van zijn auto en reed weg.
presentatrice: Een 'mystery man', wie was die man?
historica: De man heette Lance Entwistle, een Brit. En drie maanden later waren de Epa opeens in New York. Entwistle had ze, verstopt in een lading huisraad, Nieuw-Zeeland uit gesmokkeld. Eenmaal in New York belde Entwistle, die kunsthandelaar was, zijn contacten. Eén daarvan was George Ortiz, die al 30 jaar kunst aan het verzamelen was en dol was op wat toen nog primitieve kunst heette. Hij vloog vanuit Zwitserland naar Amerika en werd onmiddellijk verliefd op de Epa. Entwistle vertelde hem eerlijk dat hij ze illegaal uit Nieuw-Zeeland had meegenomen, maar dat maakte Ortiz niet uit. Vooral niet toen Entwistle het verkoopcontract liet zien dat hij met Manukonga had getekend. Daaruit bleek dat Entwistle nu de eigenaar was.
Ortiz kocht de Epa. Voor 65.000 dollar. Meer dan tien keer zoveel als Manukonga voor ze had gekregen. Daarna nam hij de panelen mee naar huis. Een tijd lang stonden ze daar tentoon in zijn huis. Maar alleen hij en de familie mochten ze zien, want dat was de voorwaarde voor de verkoop: vijf jaar mochten de Epa niet in de openbaarheid te zien zijn. Maar intussen werd Graziella dus gekidnapt en moest haar vader kunst verkopen om zijn moeder af te betalen, die het losgeld heeft voorgeschoten.
Alleen was er inmiddels iets geks aan de hand. In de catalogus van Sotheby’s, die de Epa trouwens schatte op een half miljoen, minstens, kwam Entwistle’s naam niet terug in de herkomstgeschiedenis. Wonderlijk genoeg stond er dat Ortiz de panelen had gekocht van Robert Riggs, een Amerikaan, die ze weer gekocht had in een antiekwinkel in Connecticut in de jaren 30.
presentatrice: Mmm sprake van vervalsing hier. Wat gebeurde er toen?
historica: Inmiddels wist de Nieuw-Zeelandse regering dus waar de Motunui Epa waren en dat Sotheby’s ze wilde verkopen. Daarom gingen ze in Londen naar de rechter. George Ortiz was woedend. Wat dachten die mensen wel niet! Dit waren zijn Epa. Een paar dagen voor de veiling trok hij ze terug en vervoerde ze naar de veiligste plek die hij kende. ‘Het grootste museum in de wereld dat niemand ooit zal zien’, zoals Rachel Buchanan, die ooit een boek schreef over de Epa, dat zei. Een faciliteit die de Geneva Free Port heet, een ondergrondse wereld waar een geschatte 100 miljard aan kunst wordt bewaard. Kunst van overal ter wereld, en allerlei soorten. Maar vooral ‘hot property’, zoals de Motunui Epa. Ortiz weigerde de Epa terug te geven aan Nieuw-Zeeland en dus stond de regering meerdere malen voor de rechter. Tot die besloot dat Nieuw-Zeelanders helemaal geen partij konden zijn in een Britse rechtszaal. Einde oefening, leek het. De Epa zouden blijven waar ze waren.
Maar langzaamaan was de wereld aan het veranderen. Datzelfde jaar hield het Metropolitan Museum of Art in New York zijn eerste tentoonstelling over Maori kunst. Niet als primitieve kunst, maar als een gewaardeerd onderdeel van de wereldcultuur. In Nieuw-Zeeland vond een ‘Great Awakening’ plaats, waarbij het land zich opeens bewust werd van de grote rijkdom van de Maori kunst. De tentoonstelling in New York werd door 600,000 mensen bezocht. Daarna tourde hij over de wereld.
presentatrice: Waren de Epa onderdeel van die tentoonstelling?
historica: Nee, de panelen stonden nog steeds achter slot en grendel onder de grond in Geneve. Tot George Ortiz in 2013 stierf en zijn zoon Nicholas een jaar later de directeur van het Nieuw-Zeelandse museum Te Papa Tongarewa belde. Dat is een soort National Gallery van Nieuw-Zeeland. Nicholas vroeg de directeur of hij naar Geneve wilde komen om de Epa te bekijken. Dat wilde hij natuurlijk wel. Een paar weken later kwam hij, met een van de Nieuw-Zeelandse ministers, de kluis binnen. Daar begroette hij de Epa in Te Reo Maori. De tranen schoten de mannen in de ogen. Wat niet betekende, trouwens, dat Nicholas ze zomaar weggaf. In de maanden daarna werd er heftig onderhandeld. Uiteindelijk telde de Nieuw-Zeelandse regering 4.5 miljoen Amerikaanse dollars neer. Maar in 2015 kwamen de Epa eindelijk thuis. Daar zijn ze nu te bekijken in het Puke Ariki museum in New Plymouth, dichtbij de plek waar ze vandaan komen.
presentatrice: Dit klinkt als eind goed, al goed. Maar ik ben nog wel even benieuwd naar die Brit, Lance Entwistle. Heeft hij ooit moeten boeten voor het smokkelen van de Epa?
historica: Tja, Entwistle. Een jaar nadat de Epa eindelijk weer thuis waren, ontmoette Lance Entwistle een oudere vrouw in een geheime kamer op de bovenverdieping van Barclay’s Bank in een sjieke wijk van Londen. De vrouw had hem iets te laten zien. Toen ze het uitpakte, zag Entwistle een beeldje dat hij direct herkende als een van de Benin Bronzes, beeldjes die gestolen waren door het Britse leger in 1897, toen het in Benin, nu Nigeria, een schrikbewind voerde. De vrouw was de dochter van Ernst Ohly, een kunsthandelaar die het beeldje had georven van zijn vader Willem, een Jood die naar Engeland was gevlucht vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Het was hem gelukt om het grootste deel van zijn kunstcollectie mee te nemen en dat was goed, want zo kon hij zichzelf en zijn familie tijdens de oorlog in leven houden. Het beeldje uit Nigeria was een van de laatste dingen die over was en de vrouw had geld nodig. Zowel zij als Entwistle hadden nu een keuze: óf het beeldje teruggeven aan de mensen van wie het gestolen was, óf het om te zetten in geld. Voor de vrouw was het een lastige keuze, waar ze zich nog lang schuldig over voelde. Entwistle had er geen moeite mee. Hij bood tien miljoen dollar en verkocht het vervolgens voor veel meer. Ethiek stond nog steeds niet hoog in zijn vaandel. En nee, hij heeft nooit betaald voor het smokkelen van de Epa.